Redactioneel

‘De stad is de plek waar al het tegengestelde zich concentreert: macht en recht, cultuur en barbarij, het goddelijke en het menselijke. Het is de klassieke plaats van de tempel, het kasteel, de rechtbank, de academie. In de stad wordt de beschaving gevormd en op de proef gesteld. Hier wordt alles wat mensen kunnen en weten omgezet in signalen, gedragspatronen, systemen van orde. Tegelijkertijd is de stad ook een ideaal instrument om het oog te verblinden, de geest te intimideren en het hart te misleiden’, zo zegt Geert Mak in zijn boek De goede stad (p. 23-24)

Dit themanummer is een verkenning van het denken over de stad in deze tijd en door de tijden heen. Het idee komt oorspronkelijk van onze oud-hoofdredacteur Derk Stegeman, en is door de huidige redactie opgepakt en verder uitgewerkt.

De stad is als thema nooit echt weg geweest, maar mag zich recent in hernieuwde belangstelling verheugen. Zowel in de filosofie als de theologie is een kentering gaande waarin meer aandacht ontstaat voor de concrete ‘ruimte’ of ‘plaats’. In dit contextuele denken neemt de stad een eigen positie in als een soort smeltpunt waarin de bovengenoemde tegenstellingen samenkomen. Je zou het de ambivalentie van de stad kunnen noemen: de meest rijken én de allerarmsten, de meest verheven plannen én de uitzichtloze positie van daklozen en sloppenwijkbewoners, het meest creatieve én het geestdodende, de anonimiteit én de kuddegeest, het goede en het kwade.

De doelstelling van dit nummer is de mogelijkheid - van ontmoetingen, van cultuur, van diversiteit, bouwen, vormen, leven – en de onmogelijkheid – tegenstelling arm-rijk, eenzaamheid, onverschilligheid, haastcultuur, ongezelligheid, consumentisme en gebruik, eenheidsworst, verstening – te onderzoeken. Wat is de rol van de stad in dit postmoderne tijdperk waarin het leven vloeiend is geworden, en de gemeenschappen ook? Is de stad nog steeds de broeiplaats van nieuwe ideeën? Is de stad nog de plaats van vooruitgang? En wat is een stad eigenlijk? Is dat een stad als Amsterdam of Rotterdam, of moeten we veel meer denken aan steden als Londen en Bombay? En wat is de rol van de globalisering? Zijn we niet allemaal al lang kosmopolieten geworden?

Daarnaast wordt in een aantal artikelen ingegaan op de vraag naar het stadsleven als vindplaats of zelfs als veroorzaker van de gedaanteverandering van religie. Omdat in de theologie ‘de stad’ een heel eigen entiteit is, wordt ook het theologische denken over de stad nader onderzocht, zowel in het bijbels denken, als in de tijd van de kerkvader Augustinus, als in onze eigen tijd.

Kosmopolieten tegen wil en dank – over de rol van globalisering

Onder invloed van de globalisering zijn de bewoners van de stad – en eigenlijk ook die van het platteland - kosmopolieten geworden. Ook al lijkt er in Nederland sprake van een soort ‘provincialisme’ dat zich verzet tegen ‘de grote boze wereld’ en het multiculturalisme. Een spannende opvatting heeft de Amerikaanse antropoloog Arjun Appadurai. Volgens hem is een multiculturele samenleving gebaat bij stadspatriottisme. In hun loyaliteit met de stad kunnen mensen met uiteenlopende achtergrond elkaar makkelijker vinden dan in hun loyaliteit met de natie. Steden selecteren niet wie er wel en wie er niet welkom is. Steden zijn ook altijd immigratiegemeenschappen geweest. Vroeger kwamen de nieuwkomers van het platteland, nu uit het buitenland. Appadurai is gefascineerd door de tolerantie die heerst in sommige steden. In Bombay leven miljoenen mensen van zeer uiteenlopende achtergrond tamelijk vreedzaam naast elkaar.

De globalisering is van grote invloed op de stad. Of de trek naar de stad goed of slecht is, daarover valt te twisten. De dynamiek van de globaliserende economie is onontkoombaar, en economische activiteiten in de steden trekken nu eenmaal werkzoekenden van buiten. Naast werk vinden ze daar ook vaak betere gezondheidszorg en andere voorzieningen. De schaduwkant ervan in arme landen is dat regeringen de snelle groei van de steden niet kunnen bijhouden. Voorzieningen als drinkwater, riolen, wegen en openbaar vervoer lopen ver achter bij de behoefte, met als gevolg dat het aantal sloppenwijken explosief toeneemt. ‘We leven in een tijdperk van nooit eerder vertoonde, snelle, onomkeerbare verstedelijking’, zei Anna Tibaijuka, hoofd van de VN-organisatie Habitat tegen persbureau Reuters. ‘De snelst groeiende steden liggen in de Derde Wereld. En de snelst groeiende wijken zijn de sloppenwijken.’ ’Tikkende tijdbommen’ noemt haar organisatie die. Daar leven momenteel 1 miljard mensen, een zesde van de wereldbevolking. Gelukszoekers in steden blijken regelmatig slechter af te zijn dan de ’achterblijvers’. In de sloppen sterven meer kinderen dan op het platteland. ‘Hulporganisaties concentreren zich op het platteland, terwijl juist in de stad de mensen basisbehoeften ontberen als goede huizen, sanitaire voorzieningen, schoon drinkwater, onderwijs en gezondheidszorg’, stelde Tibaijuka in juni 2006.

Het pièce de résistance van dit nummer gaat over dit onderwerp in een serie artikelen waarin wordt ingegaan op de stad in het Zuiden. Lieve Troch breekt een lans de consequenties van de urbanisatie te doordenken en spreekt over Brazilianisering: de metropolen in Latijns Amerika staan voor de ontwikkelingen die zich waarschijnlijk op meerdere plaatsen in de wereld zullen voordoen. Ze functioneren als een vergrootglas en zijn ‘openbarende ruimtes’ waar het diepste verlangen van mensen naar geborgenheid en de meest duistere krachten in mensen om voorrang vechten. Aan de basis blijkt een alternatieve economie te ontstaan die vooral door vrouwen wordt vormgegeven.

Paul van Lindert schrijft over het enorme zelforganiserend vermogen van de bevolking in de metropolen en de voortgaande segregatie tussen rijke en arm. Maaike de Haardt vertelt over de stad als plaats waar God woont. Zij doet een aanzet een theologische en religieuze ‘sense of place’ te ontwikkelen binnen de complexiteit van de stad. En zodoende de krachten voor spirituele regeneratie of degeneratie, betovering en empowerment of ontheiliging en ontkrachtiging te lokaliseren. Dit gedeelte wordt afgesloten met een gastcolumn door Lieve Troch over de dansende Josefa in een parkje in São Paulo.

Over urbane cultuur

De stedelijke cultuur heeft een cruciale rol gespeeld in de moderne samenleving en het voortgaande moderniseringsproces. In deze tijd is die rol van de stad omstreden. Dat heeft gevolgen voor het denken over de stad. Er zijn moderne en postmoderne reacties. Er wordt nagedacht over de rol van de technologie. Wat heeft dit alles voor invloed op onze identiteit? En hoe werkt dat in deze wereld? Is er verschil tussen steden in het Westen en het Zuiden?

In een caleidoscoop van artikelen wordt ingegaan op deze vragen. Lucien van Liere opent dit nummer met een artikel over het denken van René Boomkens en zijn tegendraadse en originele opvattingen over de overdonderende maalstroom van de globalisering, en geweld en terrorisme. Hij doet dat niet zonder postmodern in te zetten bij zijn contact via het autoraampje met een krantenverkoper. Direct erna een interview met de éminence grise van het pastoraat, de mannelijke engel aan de Amstel, met pater Jan van Kilsdonk dus. Fysiek een broos vaatwerk, maar met hart en gedachten nog helemaal bij de tijd. Dat moge blijken uit het gesprek met hem dat aan Pieter Oussoren werd gegund.

De dichter Wouter Colpaert hebben we bereid gevonden per nummer een gedicht te schrijven naar aanleiding van het thema. Proef zijn woorden in Diagnose.

Identiteit in de stad

In een serie over techniek en identiteit in de stad bijt Taede Smedes het spits af met een verhaal over de bijna onbegrensde mogelijkheden en de schaduwkanten van de techniek, die ook zorgt voor vervreemding omdat mensen elkaar niet hoeven te zien als dat niet nodig is.

De stad speelt ook in het denken van Zygmunt Bauman een rol waar hij schrijft over leefstijl, gedrag en de rol van religie. Bauman gelooft dat onze huidige cultuur wordt bepaald door vloeibaarheid en verandering. Lucien van Liere doet in een kort artikel verslag van zijn wonderlijk treffende waarnemingen. Hierop volgt een inleidend artikel over de opvattingen van de stadssocioloog Manuel Castells ter inleiding op Hans Vissers verhaal over zijn inspiratie in zijn werk in de Pauluskerk in Rotterdam.

Van de drugsdominee in Rotterdam gaan we naar de gastcolumn van een gereformeerde bondspredikant die sinds kort in Amsterdam staat: Moord in de Baarsjes, door Bas van de Graaf.

Tot slot een serie over het bijbelse denken over de stad. Dick van Kampen slentert door de stad, en mijmert over de afkeer van de stad van Jona en natuurliefhebbers, om in een mooie gedachtestroom tenslotte uit te komen bij Wilmink’s gedicht ‘God woont in de Fokke Simonszstraat’.

Cees den Heyer scheert als een duif over de stad in de bijbel en geeft een aantal aardige doorkijkjes. Klaas Koffeman bericht uit de dagelijkse praktijk van een wijkgemeente in Den Haag, en het achter de feiten aanlopen van de kerkorde. Van de Amsterdamse Pater Van Kilsdonk komt in dit verband een mooie uitspraak: ‘De situatie van de gemeente in de stad is volstrekt hopeloos is – maar niet ernstig.’ Het slotakkoord is gegund aan Wessel ten Boom en Augustinus’ grote liefde voor de stad.

Het is een nummer geworden zoals Michsjol een steen des aanstoots wil zijn. Caleidoscopisch, kritisch, de verdieping zoekend, de wanhoop recht doend, en de hoop zoekend. In de stad komt het allemaal aan de orde. Dit nummer is een doordenking geworden van de mierenhoop die de stad is. Met oog voor de enorme verschillen die er zijn tussen het Zuiden en de Westerse wereld, en met oog voor al die kleine tekenen van hoop. Grootse lijnen dus en verhalen van mensen die ons na op de huid zitten.