Een beetje ‘interculturele competentie’ graag!

Josel aus Rosheim
Klik op afbeelding voor leesbaar formaat

Graag zou ik jullie willen voorstellen aan iemand uit de buurt. Josel uit Rosheim. Niet ver van Straatsburg. We kwamen elkaar tegen bij een bezoek van het studentenpastoraat aan het joods historische museum van de Elzas in Bouxwiller. Helaas plaatst de afbeelding hem in een ongunstig daglicht. De schrijver van het pamflet laat er geen twijfel over bestaan: Josel van Rosheim was joods. Zijn hoed en de ring - geel! - op zijn schouder maken dat duidelijk. Verder zien we een boek met semi-Hebreeuwse letters, een talmoed. Zijn andere hand draagt een geldbuidel en zijn oog is gericht op het gouden kalf om nog eens goed te onderstrepen waar het deze Josel om te doen is. De tekst bovenaan het pamflet is spottend: Luister allen, arm, rijk, groot of klein. Jullie zullen je niet vervelen, want jullie zullen wonderen horen. Ik ben immers een jood, ik verberg jullie het niet, een mens slecht van nature, en men noemt mij Josel, boodschapper der joden. Niets over het feit dat hij zijn hele familie verloor tijdens een pogrom. Niets over zijn inzet voor de Duitse joden bij de keizer. Toen de kiesman Johannes Friedrich van Saxen, bijgenaamd "de Gulle" , alle joden uit zijn land verbannen had vanwege zogenaamde misdaden, wendde Josel zich tot Luther met een aanbevelingsbrief van de protestantse theoloog Capito uit Straatsburg. Of Luther een goed woordje voor de joden aan het hof wilde doen. Een verzoek gericht aan dovemansoren.

Zo werd de jood Josel van Rosheim vijf eeuwen geleden gezien met een christelijke en antisemitische blik. En ik vraag me af wat voor beelden van intolerantie de generaties na ons aan zullen treffen als ze zich in hun musea buigen over onze tijd.

Een Nederlandse historicus geeft ons daarvan alvast een voorproefje. In het kleine pamflet dat begint met de zin "Hoe kunnen we deze geschiedenis ooit aan onze kleinkinderen vertellen...?" beschrijft Geert Mak de situatie in Nederland aan het einde van het jaar 2004. Hij praat over een topjaar voor ideologen, fanatici en handelaren in angst. Het kleine pamflet spiegelt ons de beelden van angst en haat uit onze tijd voor. We lezen hoe de schrijver en wetenschapper Fouad Laroui het kort en bondig samenvat: "een moslim is in het Nederland van vandaag allereerst dat wat de niet-moslim van hem maakt".

Want wat te denken van de reactie van de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie op een imam die haar de hand weigert? Als antwoord houdt ze hem voor het draaiende oog van de camera's secondenlang haar uitgestrekte hand voor. Een gebaar dat boekdelen spreekt. Integratie voor deze minister heeft niets te maken met dat vaak moeizame proces waarbij een ieder een stap doen moet om elkaar ergens halverwege tegen te komen. Nee, integratie betekent stikken of slikken.

En dan zijn er de teksten als "islam en democratie zijn nooit met elkaar te verenigen" of "islam in zijn zuiverste vorm is ronduit gevaarlijk". Maar het meest schokkend zijn misschien nog wel de kleine onbewuste "versprekingen" die overal opduiken. Zoals de opmerking die na de moord op de cineast Theo van Gogh een halve dag op de teletekstpagina van de publieke omroepen te lezen was. Dat de moordenaar een "islamitisch uiterlijk" had.

In zijn pamflet roept de historicus op tot waakzaamheid. "Deze almaar doorgaande radicalisering moet worden gestuit, willen we ons niet blijvend verliezen in ficties, valse emoties, discriminatie en regelrechte vijandschap". Als instrument stelt hij het kweken van "interculturele competentie" voor. Het zal er om gaan ons te verdiepen in de ander. Zodat we weten hoe we hem tegemoet kunnen komen. In staat zijn met hem samen te leven. Deze "interculturele competentie" is geen teken van lafheid en slapheid, maar van hoop en kracht.

Het studentenpastoraat in Straatsburg is voor mij een oefenplaats voor "interculturele competentie". Zo kwamen we Josel van Rosheim tegen. Vanuit diezelfde optiek organiseren we dit voorjaar een reis naar Amsterdam. De groep studenten zal bestaan uit joden, christenen en moslims. In Amsterdam zullen zij een op dezelfde manier samengestelde groep ontmoeten. De vraag hoe de Nederlanders omgaan met deze beelden van intolerantie zal de kern van deze reis vormen. Het gaat immers om beelden die verdacht veel lijken op wat hier in Frankrijk ook de ronde doet.