Inleiding

Ten geleide

Hoe vergaat het de vrouwen die onlangs in het ambt van predikant zijn gestapt? Waar lopen ze tegen aan? Met welke motieven en ver-wachtingen zijn ze aan het ambt van predikant begonnen? Waarin ligt hun bezieling? Hoe ervaren ze het ambt eigenlijk anno 2002? Om een antwoord te vinden op deze vragen is in het afgelopen jaar een cor-respondentie gevoerd met een viertal re-centelijk begonnen predikantes. Dit artikel beoogt een impressie te geven van hun ervaringen. Het is geen representatief onderzoek, maar een verhalende en biografische peiling naar hun ervaringen. In vier portretten komen zij zelf aan het woord. Zij zijn: ds. Christien Crouwel, ds. Iemke Epema, ds. Marga Haas en ds. Wietske Verkuyl. We zijn deze vrouwen zeer dankbaar voor hun openhartigheid. Het zijn daardoor heel authentieke en lezenswaardige portretten geworden, waarin een rijkdom aan aspecten van het ambt aan de orde komt.

De portretten zijn, met als vraag er op te reageren, voorgelegd aan ds. Aty van Noort die als ‘oude rot’ al twintig jaar in het ambt staat, en aan drs. Jodien van Ark die er als vakkundig docente aan het Theologisch Seminarium een aantal punten uithaalt. Tenslotte is middels interviews aan een aantal gemeenteleden de vraag voorgelegd, in hoeverre zij verschil ervaren tussen vrouwelijke en mannelijke voorgangers. Tussen de portretten komt u in kaders een aantal uitspraken van hen tegen.

Zoals te verwachten viel, vormen de portretten een bont geheel waarin de problematiek van het vrouwzijn in het ambt en dat van de beginnende predikant bijna naadloos in elkaar overlopen. In hun bewogen beschouwingen brengen Jodien van Ark en Aty van Noort een aantal thema’s in de portretten helder voor het voetlicht. Daarbij valt op hoe ‘vanzelfsprekend’ de geportretteerde vrouwen het als vrouw ervaren in het ambt te staan. Tegelijkertijd noemen zij tal van zaken waar zij als vrouw tegen aan lopen in het ambt. Daarbij springt de moeite die het hen blijkbaar kost, om als beginnende predikante de rol van leidinggevende te nemen, er uit. Ook valt op hoe weinig zij in eerste instantie met feministische theologie lijken te hebben en hoe ze in de praktijk toch gedwongen worden, zich te verhouden tot hun ‘vrouw-zijn’.

In de beschouwingen van Jodien van Ark en Aty van Noort komen analyse en synthese van de portretten bij elkaar. Er valt te lezen waarom het ambt van predikant als vrouw nooit onaangevochten is. Aty van Noort zegt er een aantal zinnige dingen over vanuit haar eigen ervaring en gaat nader in op het exclusieve taalgebruik in de traditie. Jodien van Ark gaat in op de rol van de eigen biografie bij de keuze voor het ambt en laat haarscherp zien, hoezeer bezieling en leiderschap met elkaar te maken hebben. En waarom het belangrijk is als predikant je eigen vrijheid en ruimte in te nemen en autonoom te blijven tegenover kritiek en verwachtingen.

“De kerk mag in haar handjes knijpen met zulke vitale, getalenteerde en taalrijke jonge vrouwen die ervoor kiezen in de kerk te werken!” Zo is de eerste reactie van Jodien van Ark. En zo is het! Het is af en toe ontroerend te lezen wat deze vrouwen beweegt en wat hen bezielt, om het mooie en soms zo moeilijke ambt van predikant in deze tijd op zich te nemen.