Redactioneel

... over apostolaat...

Dit boekje gaat over apostolaat: een aantrekkelijke, verwarrende en beladen term (Oosting), een complex koepelbegrip met vele facetten (Hoedemaker), een terrein vol voetangels en klemmen (Zuurmond). Globaal gaat het bij apostolaat om de relatie tussen de kerk en de wereld en wel vanuit de gedachte, dat deze relatie van fundamentele betekenis is voor het wezen van de kerk. Met de woorden van een van de belangrijkste (Nederlandse) apostolaatstheologen van de twintigste eeuw, J.C.Hoekendijk: 'De Kerk is een functie van het apostolaat.' Het is dus niet zo, dat de wereld belangrijk zou zijn voor de kerk, maar veeleer zo, dat de kerk belangrijk is voor de wereld. 'Apostolaat' betekent volgens Hoekendijk, dat de kerk deel uitmaakt van het messiaanse handelen met de wereld. Voor een eigen ecclesiologie (kerkleer) is daarin weinig ruimte: als niet de kerk, maar het Koninkrijk centraal staat, kan apostolaat nooit kerk-centrisch zijn. De kerk staat in dit gebeuren nergens, maar voltrekt zich daar waar de verkondiging van het Koninkrijk gestalte krijgt - in actu apostoli. Vandaar: 'De Kerk is een functie van het apostolaat.'1

Het spreken van het apostolaat van de kerk als geheel, heeft zijn wortels in de zendingsbeweging van de negentiende eeuw en in de oecumenische beweging van de jaren '20 van de twintigste eeuw. De zendingsman en oecumenicus H.Kraemer sprak als een van de eersten van 'de apostolische houding' van de kerk en beschouwde het apostolaat als 'één der wezenlijkste kenmerken' van de ecclesia.2 In Nederland nam het apostolair elan pas werkelijk een hoge vlucht, toen de Nederlandse Hervormde Kerk in en na de Tweede Wereldoorlog 'van een zwijgende tot een sprekende kerk' werd.3 Zij liep daardoor echter op tegen de grenzen van haar oude Kerkorde. Op synodaal niveau kon de kerk slechts financiële en administratieve beslissingen nemen. Formeel kon zij zich bijvoorbeeld niet uitspreken over nationaal-socialisme en jodenvervolging en was zij evenmin bij machte om bijvoorbeeld N.S.B.-predikanten uit het ambt te zetten. Het moest anders: de hervormde kerk moest belijdend kunnen spreken. Dit 'anders' kreeg na de oorlog als apostolaat gestalte én een centrale plaats in de nieuwe Kerkorde van 1951.4

Apostolaat verscheen daar echter als een complex begrip, waarin verschillende theologische lijnen en stromingen moesten convergeren. Artikel VIII met de titel: Van het apostolaat der Kerk omschrijft het apostolaat als volgt: de kerk is als Christus-belijdende geloofsgemeenschap in de wereld gesteld, om Gods beloften en geboden voor alle mensen en machten te betuigen. De wereld, dat was en is eind 1999 nog immer: a) de Joden in Israël (in 1951 'betuigen', sinds 1991 'gesprek'); b) de heidenen wereldwijd (zending); en c) de heidenen in Nederland, dat wil zeggen: de van de kerk vervreemde christenen (kerstening van het volksleven). Coming out gaat vooral op dit laatste aspect van apostolaat in en dat geschiedt vanuit de overtuiging, dat het wederom anders moet.

Gezochte gesprekken...

Coming out is de vrucht van een studiedag, waarop Michsjol het gesprek gezocht heeft over een nieuw apostolair elan. Alle sprekers reageren op een nota, die door de 'Projectgroep Apostolaat' van Michsjol werd opgesteld. Met deze Nota (bene): apostolaat opent Coming out. Daarin wordt een nieuwe werkdefinitie voor apostolaat gepresenteerd, die door Berthil Oosting werd geformuleerd. Samen met de Nota vormt zijn bijdrage: Een nieuw begin met apostolaat de inzet voor het gesprek.5 Coming out laat zich vervolgens lezen als het verslag van de eerste gespreksronde over deze nieuwe definitie van en dit nieuwe begin met apostolaat.6

Zoals gezegd: het moet anders. Zoals er na de oorlog een nieuw begin werd gemaakt, zo dient dat nu weer te gebeuren. Stond de apostolaire 'volumeknop' in 1951 nog voluit open, nu dient zij te worden teruggedraaid (Hoedemaker) en ook het geluid zelf moet anders klinken. Het 'programma', dat aan dit boekje ten grondslag ligt, kan als volgt worden samengevat: van gepreekt getuigenis naar gezochte gesprekken, van verkondiging naar dialoog, van enkelvoud naar meervoud, van kerk naar kring en van kansel naar kantine.

Dit 'programma' berust op een veranderd tijdsbeeld. Van groot belang is dan ook de kleine tijdspiegel, die wordt geschetst (Projectgroep; Oosting). De tijd, waarin politieke bewegingen als de arbeidersbeweging een bepalende kracht waren, die veranderingen in de samenleving aanstuurden, is voorbij. Voorbij is de tijd, waarin de kerk buiten de kerk bewegingen aantrof, waarbij zij kon aansluiten, waarin zij 'geseculariseerd' kon participeren. De huidige tijd is een tijd, waarin economische krachten de samenleving stempelen en sturen. Deze krachten (voorop de vrije markt en de bijbehorende flexibilisering) zijn onaanwijsbaar en onbeheersbaar, hebben een anonieme en non-politieke gestalte en kennen hun eigen wetmatigheden. Zij imponeren en scheppen ook hun eigen taboes. Hun richting en reikwijdte is nog geenszins te overzien. Enerzijds signaleren wij, hoe de vrije markt in de ban raakt van de afgod Mammon, anderzijds geloven wij dat ons (betaalde) werk op deze markt in het perspectief kan staan van de komst van Gods Rijk.

Vanuit dit tijdsbeeld klinken de vragen: hoe zou de kerk temidden van deze krachten deel kunnen uitmaken van het messiaanse handelen met de wereld? Hoe zou zij in dit krachtenveld kunnen getuigen van het Rijk van God als een macht, die beslag op ons wil leggen? Waar liggen aanknopingspunten voor een apostolaire gemeente en voor de apostolaire arbeid van afzonderlijke gemeenteleden?

Deze vragen impliceren dat, geheel in de lijn van Hoekendijk, de eschatologie aan de ecclesiologie vooraf gaat (Hoedemaker). De kerk zoekt niet eerst zichzelf, maar zij zoekt eerst het Koninkrijk. 'Apostolaat hangt samen met de verkondiging van Gods Rijk.'7 Zo blijft hier -daarover bestaat in Nota (bene) geen misverstand- de kerk een functie van het apostolaat: 'het apostolaat is niet een apart werkveld naast pastoraat, diaconaat, liturgie of catechese, maar de spits van al deze werkvelden.' (Projectgroep)

Op deze vragen geeft de nieuwe werkdefinitie voor apostolaat van Berthil Oosting een antwoord, dat even eenvoudig als verstrekkend is: de kerk zoekt het gesprek over verandering. In het apostolaat concentreert de kerk zich op het gesprek over de krachten, die de veranderingen in de samenleving aansturen. Eenvoudig is dit antwoord, omdat de kerk zich enkel richt op het gesprek. Verstrekkend, omdat dit gesprek gaat over verandering. De kerk volhardt in haar verwachting en geeft de hoop op verandering niet op. Dit nieuwe begin weigert zich neer te leggen bij een apostolair elan, dat zijn heil slechts zoekt in de catacomben van onze samenleving (als diaconaat) of in het persoonlijke getuigenis van de gelovige enkeling (als spiritualiteit). Het messiaanse handelen is op de gehele wereld betrokken.

...als uitkomst voor de kerk

Hoe wordt het gesprek eigenlijk gevoerd? De kerk brengt in elk geval geen kant en klare boodschap in of een recept voor verandering. Het krachtenveld is zo zeer verschoven, dat ook de kerk niet precies weet wat haar positie is en welke stelling zij in zou moeten nemen. Wat de kerk in deze gesprekken wél inbrengt is zichzelf, althans haar houding. Deze houding is haar eerste getuigenis: de kerk laat zich niet imponeren door de krachten, waarover ze het gesprek zoekt. Ze legt zich bij machtswoorden of krachttermen niet neer, maar volhardt in het aftasten van mogelijkheden en alternatieven, op zoek naar tekenen van hoop. Hoewel deze houding niet zonder inhoud is -zij berust immers op de verwachting van het Rijk- komt toch de eigenlijke inhoud pas na de houding: eerst gaandeweg het gesprek zal de kerk haar eigen positie in het krachtenveld kunnen ontdekken. Om Woord en Geest beter te kunnen verstaan, zal de kerk er op uit moeten (Van Reijendam-Beek). Daarom uitkomst: wil de kerk uitkomst over zichzelf en haar identiteit hebben, dan zal zij naar buiten moeten komen om zichzelf in het gesprek te hervinden. Niet als afgerond ecclesiologisch inzicht, maar als een mogelijk begaanbare weg van verwachting temidden van alle machten en krachten. Niet in haar waarheid, maar slechts in haar waarachtigheid kan de kerk zich hervinden: hoe onderhouden wij in onze dagelijkse activiteiten en in de keuzes die wij daarin moeten maken, een relatie met Gods woord (Oosting)? Het apostolaat als gesprek over verandering zoekt zo naar een wijze van wegbereiding van het komende Rijk (herschepping) waarbij het bestaande (schepping) niet wordt gehaat noch wordt verheerlijkt.8

Hervindt de kerk zich enkel in het gesprek? Heeft zij daar op voorhand werkelijk niets in te brengen? En is het gesprek eigenlijk wel de enige weg of zijn er ook andere wegen? Impliceert het gesprek niet te zeer de bereidheid tot compromis, terwijl juist een zeker radicalisme is vereist? Waar zoekt en herkent de kerk het Rijk van God?

De bijdragen in Coming out bevatten niet alleen de nodige vragen, ook worden er kanttekeningen en tegenwerpingen geplaatst. Dat is inherent aan het gesprek. Moet er op een gegeven moment niet ook gewoon iets gezegd worden: op eigen verantwoording en met goed geweten (Zuurmond)? En is naast het spreken niet ook het 'veelzeggende zwijgen' van belang, de profetische sprakeloosheid over de krachten van vernietiging, die onze samenleving ook aansturen (Van Reijendam-Beek)? Wat biedt uiteindelijk uitkomst voor de kerk? Een moderne Prediker zegt:

Profetie is niet alles, en een vrije ongedwongen dialoog is ook niet alles. Maar er is een tijd dat profeten in Gods naam getuigen en er is een tijd dat zij er het zwijgen toe doen omdat ze het ook niet meer weten. En er is een tijd dat de democratische dialoog tot het uiterste gevoerd moet worden en er is een tijd dat de dialoog moet worden onderbroken, omwille van de gerechtigheid.9

Deze Prediker wijst ons erop, dat het gesprek over apostolaat dus minstens een gesprek zal moeten zijn over de tijd. Voor wat is het nu de tijd? In welke tijd leven wij en welke tijd beleven wij? Maar het zal ook een gesprek moeten zijn, dat de grenzen van het gesprek afgetast: omwille van de gerechtigheid.10 Want het Koninkrijk komt niet zonder zijn gerechtigheid en laat zich zonder zijn gerechtigheid niet vinden. (Matt. 6:33).


Noten

  1. J.C. Hoekendijk, De kerk binnenste buiten. Keuze uit zijn werk door L.A.Hoedemaker en P.Tijmes. Amsterdam 1961, 51. Hoe belangrijk Hoekendijk als apostolaatstheoloog wordt geacht en hoe onbelangrijk wellicht (buiten Nederland) de apostolaatstheologie zelf, blijkt uit de nieuwe uitgave van Religion in Geschichte und Gegenwart (Tübingen 41998): bij het lemma 'Apostolatstheologie' wordt de lezer slechts doorverwezen naar het lemma 'J.C.Hoekendijk (1912-1975)' dat overigens nog moet verschijnen.
  2. H. Kraemer, Kerk en zending. 's-Gravenhage 1936, 7.
  3. A.J.Rasker, De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795. Geschiedenis, theologische ontwikkelingen en de verhouding tot haar zusterkerken in de negentiende en twintigste eeuw. Kampen (11974) 31986, 302.
  4. De Kerkorde van de NHK van 1951 neemt in deze een in Europa unieke positie in. In de Theologische Realenzyklopädie schrijft de Duitse theoloog Mildenberger: 'Het apostolaat van de kerk als geheel echter wordt bij mijn weten zo, in een officieel kerkelijk document, slechts in de Kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk behandeld.' - F. Mildenberger, Art. 'Apostel/Apostolat/Apostolizität III: Systematisch-theologisch', in: TRE III. Berlin/New York 1978, (466-477) 475 [vert.DNS].
  5. Omdat in deze bijdrage van Oosting ook de bijdragen van Zuurmond, Hoedemaker en Van Reijendam-Beek worden ingeleid, bieden wij hier vooral een meer algemene inleiding op het thema van Coming out, waarbij wij her en der naar de bijdragen verwijzen.
  6. Met uitzondering van Nota (bene): apostolaat waren alle bijdragen lezingen, die gehouden werden op de studiedag Kerk en apostolaat: Waarover spreken wij? Deze studiedag vond plaats op 10 mei 1999 in de Augustanakerk te Amsterdam en werd georganiseerd door de 'Projectgroep Apostolaat' van Michsjol.
  7. B. Oosting, Arbeidsvitaminen. Hoe ga je om met veranderingen in je werk? Een handleiding voor cursusleiders. Amsterdam 1998, 14 (=DISK Studiereeks; nr.28).
  8. 8. B. Oosting, Arbeidsvitaminen, 12-13, spreekt over een 'derde weg' voorbij aan het geloof in de vrije markt en de vrije markt als noodzakelijk kwaad. Vgl. D. Bonhoeffer, Ethik. Zusammengestelt und herausgegeben von Eberhard Bethge. München (11949) 1963, 135-140, waar het gaat over de derde weg, voorbij aan christelijk radicalisme (dat voortkomt uit haat tegen het bestaande en de schepping) en voorbij aan het compromis (dat voortkomt uit haat tegen het laatste en de het Rijk).
  9. M. Den Dulk, 'Ontwikkelingen in de kerk. Met een schuin oog naar "Kerk en Wereld"', in: H. Noordegraaf (red.), Wissels en seinen. Een bundel opstellen over het spoor van K/kerk en W/wereld. Driebergen 1995, 85.
  10. Ook Hoedemaker schreef eerder over de 'limiet van het apostolaat' in het menselijk lijden. 'Soms ervaart men in het lijden zozeer de oorspronkelijke realiteit van het oordeel, de kloof tussen menselijke geschiedenis en rijk Gods, dat apostolaat zich alleen maar kan voortzetten in participatie in het lijden.' - B. Hoedemaker, Met Christus bij anderen. Opmerkingen over dialoog en apostolaat. Baarn 1978, 103 (= Oekumene, jrg.9, nr.4).