Redactioneel

De aandacht voor het motief van de 'verzoening' is weliswaar actueel, het motief zelf kent een zeer lange geschiedenis waarin het in talloze combinaties met andere motieven verschijnt. 'Verzoening' verschijnt steeds met een partner, zo zou je kunnen zeggen. Eén van die partners van de verzoening is 'bevrijding'. De bevrijding was het centrale theologische begrip dat in de jaren zeventig en begin jaren tachtig de kerkelijke bezinning wereldwijd domineerde. Binnen de kerken was dit thema een samenbindend woord dat de grondwoorden van het conciliaire proces (gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping) intiem dicht bijeen wist te houden. Je zou kunnen zeggen dat bevrijding de methodisch veronderstelde praktijk vormde voor gerechtigheid in een wereld die ten onder dreigt te gaan aan conflicten en ecologische catastrofes. Een internationale solidariteit met de armen, de onderdrukten, de onderkant van de samenleving werd, met het kloppende hart van de bevrijding, tot het credo van de kerken. In de westerse wereld was deze tendens sterk beïnvloed door de sociale en politieke reorganisaties uit de jaren zestig die hadden geleid tot een bewustere leefwijze en een betere notie van het 'wereldburgerschap'. De bevrijdingstheologie kwam in deze tijd op in Latijns Amerika, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten en verbond de theologie, Gods partijdige aanraking van deze wereld, met de praktische consequentie daarvan: bevrijding van onderdrukking, uitbuiting, seksisme, racisme enzovoort. Deze theologie bereikte in de jaren zeventig Europa. 'Hier' werd gaandeweg de vraag gesteld in hoeverre de Europese theologische traditie vanuit dit perspectief van de bevrijding kon worden herlezen. Een 'bevrijdingstheologie voor het vrije Westen' was op den duur een vrucht van deze doordenking.

Levend temidden van allerhande ideologieën was het zaak voor de theologie om 'voor' en 'tegen' te zijn; om 'ja' en 'nee' te spreken in een wereld waarin het zwakste steeds het onderspit dreigt te delven. Dit deed de theologie in aansluiting bij groepen die vanuit politieke inzichten een praktijk hadden ontwikkeld die voor de kerken plotseling herkenbaar was. In de jaren zestig reeds waren op experimentele wijze kritische maatschappijanalyses verbonden met theologische grondwoorden. En dit was niet zonder resultaat. Bij de opkomst van de 'bevrijdingstheologie' verbond de theologie haar politiek-economische doordenkingen en haar praktische spits met niet-theologische groepen en inzichten die zij pragmatisch naast zich vond, en formuleerde zij hernieuwd haar uitgangspunten in een voortdurend proces van theoretische analyses en praktische uitwerkingen.

In de jaren negentig zijn er allerhande ontwikkelingen gaande die de 'voors' en 'tegens' die de theologie eertijds in verbinding met bevrijdingsideologieën uitsprak niet zonder meer willen volgen. De 'val van de muur' leidde een versoepelingspolitiek in. De 'ontspanning' tussen Oost en West leidde tot een dominante positie van 'West'. Dit betekende dat de theologie zich moest herbezinnen op haar ideologische partners. Maar meer nog ging de theologie zich bezinnen op de grondvesten van haar theologische bedrijf. Je kunt immers wel in economische modellen redeneren, maar waaraan ontleen je als theoloog je bestaansrechten en vanuit welk perspectief redeneer je? De theologie kon niet meer antithetisch naar de wereld kijken vanuit het idee dat de theologische doordenking van God die zich in Christus als de radicaal Andere openbaart, betekent dat deze wereld radicaal anders georganiseerd dient te worden. Zij kon het armoede probleem niet meer alleen de kapitalistische produktiewijze verwijten zonder zelf een alternatief aan te dragen. De theologie moest veel meer dan vroeger haar posities verhelderen vanuit de vraag hoe de christelijke kerk binnen het bestaande politieke, economische en sociale klimaat kan functioneren als een gelovige, kritische gemeenschap. Theologische motieven verkleurden en andere motieven verloren hun prioriteit in deze kerkelijke bezinning. Zo verloor het begrip 'bevrijding' haar lang gekoesterd primaat, tot opluchting van de één en tot teleurstelling van de ander. 'Bevrijding' was in het kerkelijke jargon gaandeweg een begrip geworden dat was gekoppeld aan een bepaalde 'rode' politieke praktijk. De schuldbekentenissen van eertijds kritische rooien en de postume heksenjacht die op deze idealen is geopend drukt 'bevrijding' als dynamisch, bijbels-theologisch motief weg, waardoor het een (te) vroege dood dreigt te sterven. De bevrijding dreigt ten onder te gaan aan de vroegere invulling ervan die misschien te veel politiek en te weinig theologisch was gekleurd om de schommelingen in de politieke cultuur te overleven. Het gevaar van dergelijke verschuivingen en een dergelijke volgzaamheid is dat discussies niet worden afgemaakt en dat er plotseling thema's aan de orde worden gesteld die eerder het politiek culturele klimaat weerspiegelen dan een diepgaandere) bezinning.

Want verliest de bevrijding aan aandacht; een ander begrip trekt binnen het huidige tijdsbestek juist de belangstelling: verzoening. Dit begrip bestond al, met name binnen de filosofie, maar had politiek, cultureel en sociaal weinig aansluitingspunten. Ook binnen de theologie was de verzoening reeds bekend uit de discussies rondom de theologie van Herman Wiersinga. Maar nu komt de verzoening in een oecumenisch licht te staan en dat betekent doorgaans dat de belangstelling ervoor in een stroomversnelling terechtkomt. Momenteel wordt het op talloze plaatsen ter sprake gebracht, maar is het niet altijd even duidelijk wat nu met dit woord wordt bedoeld.

De nadruk op bevrijding heeft in sommige gevallen tot gevolg gehad dat verzoening klonk als een wrange concessie, als een glad strijken van structurele tegenstellingen. Maar nu domineert de verzoening het theologische landschap met als gevolg dat bevrijding binnen de modellen van de vezoeningstheologie een rebelse, achterhaalde en weerbarstige noot is geworden. De Tweede Oecumenische Assemblée van de Europese Raad van Kerken en de Europese Bisschoppenconferentie heeft in Graz de nadruk willen leggen op de verzoening als een bron van leven om met elkaar verder te gaan, en als een mogelijkheid om een theologische positie te formuleren binnen een eensluidende wereldpolitiek die neigt tot 'economisme'. De titel van de conferentie luidde: 'Verzoening - Gave van God, bron van nieuw leven'.

De bevrijding wordt door de verzoening misschien geïrriteerd, maar ook uitgedaagd. Verzoening is namelijk geen slap motief voor een 'nieuwe wereldorde' waarin geen conflicten mogen bestaan. Verzoening is een motief dat, even weerbarstig als eertijds de bevrijding, in staat is om tegenstellingen, machtsgeschillen en ongelijkheden in het volle licht te zetten. Immers, hoe kun je 'verzoenen' indien je niet weet waarmee? En ook de 'praktijk van de verzoening' is in haar scherpte geen egaliseren van verschil, maar juist een onderkennen en uithouden van geschil. In de praktijk van de verzoening wordt zodoende het verschil een geschil. Verzoening maakt communicatie mogelijk en tracht te verhoeden dat een partij voortijdig monddood wordt verklaard.

Maar toch, uit tijd en noodzaak geboren is de notie dat geen idee meer kan leven dat zichzelf genoegzaam waant om de leefwereld afdoende te begrijpen. Dat geldt zeker ook voor de verzoening. Deze tijd noodzaakt een doordenking waarin zowel bevrijding als verzoening belangrijke thema's zijn. Met de vinger op pols van deze pre- of postmoderne tijd worden tegen de horizon van allerlei disposities in cultuur en maatschappij, verzoening en bevrijding in deze publikatie intiem dicht bij elkaar gebracht, teneinde te bezien of deze theologische, vitale motieven elkaars polen vormen, dan wel elkaar juist stimuleren en scherpen. Ook hier moet het passieve verschil een actief geschil worden. Voorbij de historische tegenstelling verkeren we immers in het vermoeden dat beide motieven elkaar ruimte geven en dat de theologie is gediend met een heroverweging van een al te eenzijdige nadruk op één van beide motieven ('bevrijding' in de jaren zeventig; 'verzoening' in de jaren negentig).

Loyaliteit kan hierbij een groot gevaar zijn wanneer beide thema's zo dicht bijeen worden gebracht. Wanneer de discussie begint met een loyaliteitsverklaring voor een van beide motieven en vervolgens het andere volgens de logica van het eerste wordt geëvalueerd ontstaat er scheefgroei in het verstaan van het belang van beide. Een heilloze discussie kan dan het gevolg zijn waarbij slechts één motief aandacht verkrijgt en het andere als stille opponent wordt veronachtzaamd. Feitelijk ben je op zo'n moment met niets anders in gesprek dan met je eigen positie. Je begrijpt de verzoening dan beter dan dat de verzoening zichzelf verstaat; als een werkelijkheidsvlucht waarin niet alleen de exodus, maar tegelijk ook de wrange, politiek-economische constellaties van Europa anno 1998 niet serieus worden genomen. Of dan denk je dat je bevrijding beter verstaat dan dat het zichzelf verstaat; als een in grote modellen redenerende emancipatie of revolutie die keer op keer haar eigen onmogelijkheid in het verleden heeft bewezen. Een dergelijke 'discussie' leidt tot verstarring en toont een geïsoleerd gesprek met de 'voors' en 'tegens' zoals die dan vanuit het dominante motief kunnen worden geformuleerd. Deze weg loopt dood.

Deze publikatie is een document waarin verschillende visies aan bod komen die zeer uiteenlopend zijn. Alle artikelen zijn bewerkte lezingen die zijn gehouden op de Tweede Michsjol Conferentie die in september 1997 in Merelbeke (België) is gehouden. De titel van de conferentie wilde een aanvulling en correctie zijn op de conferentie in Graz: 'Verzoening en bevrijding - Gave van God, bron van nieuw samenleven'. Tot publikatie werd besloten nadat de organisatoren tot de conclusie kwamen dat de verschillende bijdragen van groot belang kunnen zijn in het huidige, ietwat onduidelijke debat rondom het verzoeningsthema. Een bijdrage tot dialoog en meningsvorming dus, waarbij verzoening en bevrijding aan elkaar worden gewaagd.

Dit boekje opent met een bijbels theologisch exposé van Berthil Oosting. Hij keerde terug naar de bron van het bijbelse verzoeningsdenken en problematiseert de ingebakken verhouding die bij het motief van verzoening altijd op de achtergrond een rol speelt: de verhouding tussen slachtoffer en dader. Wie moet zich nu eigenlijk met wie verzoenen? Waarom? Wie ten goede? Exodus en Leviticus nemen hiertoe het woord.

Theo Witvliet verdiept zich in de achtergrond van de verzoeningsethiek van Karl Barth. Waarom heeft Barth de verzoening zo benadrukt? Wat zijn de effecten van een dergelijke positie en op welke wijze kan dit denken vruchtbaar zijn voor ons spreken over 'verzoening' nu? In deze bijdrage wordt de bevrijding de inhoud van de verzoening, zonder dat dit motief het centrum van de theologische en (dus) kerkelijke bezinning kan invullen en zodoende het gesprek van zich afhankelijk kan maken.

Peter Tomson duidt de plaats van 'verzoening' in drie joodse bronnen: Tenach, Talmoed en Evangelie. In alle drie deze bronnen zijn interessante en fascinerende duidingen te vinden die kunnen helpen bij de vraag hoe het motief in de traditie van het jodendom is en wordt beleefd. Een beknopte omzwerving, een drieluik met onderscheiden perspectieven.

Giselher Hickel schrijft vanuit zijn positie in de voormalige DDR. Hij laat zien op welke wijze verzoening functioneert wanneer het zonder meer wordt toegepast op situaties waar het thema 'bevrijding' is verstomd. Zijn verhaal is autobiografisch en reflecteert op de spanningen in de huidige Duitse 'verzoeningscultuur'. Zijn vraag luidt wat er allemaal wel niet wordt afgedekt wanneer de verzoening wordt ontdekt in een cultuur die de bevrijding heeft overgeslagen.

Egbert Rooze voert een vurig pleidooi voor 'bevrijding' als een onvolproefd en te vroeg weggewuifd thema. Ook hij refereert aan de bijbelse bronnen en onderzoekt enkele grondwoorden in Tenach. Zijn bijdrage sluit deze publikatie af en ontsluit, naar we hopen, het heilzame geschil dat bestaat tussen verzoening en bevrijding.

Al deze 'verhalen dienen op elkaar te worden betrokken. Geen enkel verhaal staat in het midden en dirigeert de andere. Geen verhaal voert de grondtoon voor een ander verhaal. Alle zijn ze op en voor zichzelf. Het is aan de lezer die, heen en weer geschommeld tussen de diverse posities, wordt opgeroepen tot overweging, hervorming en bepaling. En dit in een voortdurend proces van vernieuwing. En wie weet, hoe spitsvondig verzoening en bevrijding elkaar kunnen stimuleren en verscherpen.

Tot slot een meditatie. Aan het einde van het boek 'Minima Moralia' schrijft de Duitse sceptische filosoof Theodor W. Adorno het volgende: 'Kennis heeft geen ander licht dan wat vanuit de verlossing de wereld beschijnt: al het andere gaat op in de reconstructie daarvan en blijft een stuk techniek'. Dit helle licht verblindt ons misschien. Toch kunnen we niet opgeven om hierin te staan, de ogen vernauwend tot een spleet en met slecht zicht voortdenkend, gelaten de notie dragende dat zolang de verlossing uitstaat wij slechts reconstrueren wat ons wedervaart. Dat is de uitdaging die ons voortdurend lijkt te zijn 'gegeven', wellicht vanuit het perspectief van de verlossing. Maar ons resteert om over de verlossing te denken in de reconstructie van verzoening en bevrijding.

Wat zou er, zo dagen deze woorden en zo daagt dit boekje ons uit, gebeuren wanneer niet over verzoening zou worden gesproken maar wanneer we ons vanuit het gezichtspunt van verzoening met elkaar zouden onderhouden? Wellicht zou zo de verlossing nabij zijn.